Eenzame sandalen

Er staat een stel hooggehakte instapsandalen voor de rand van de stoep op de parkeerplaats langs de snelweg. Het zijn, zo op het oog, een goedkope soort. Beige met gevlochten brede band ervoor. Keurig naast elkaar. Alsof de eigenaresse er zo op elk moment weer in kan stappen. Maar er is geen ziel te bekennen en er is niets wat wijst op dat er binnenkort iemand op blote voeten komt aanwandelen of dat er een persoon letterlijk uit de lucht komt vallen.

We zijn onderweg naar onze vakantie met het gezin en stoppen voor de lunch op een parkeerplaats in Duitsland. Ik zie ze aan mijn kant van de auto staan als we parkeren. De parkeerplaats is leeg en mijn fantasie slaat op hol. Waarom staan die schoenen daar zo keurig en moederziel alleen? Is de eigenaresse zo uit haar schoenen getild en meegenomen? Gaat het hier om ontvoering? Of is het een onschuldige vakantieganger die haar schoenen even buiten de auto had gezet? Die in de middagpauze haar schoenen verwisseld heeft en de sandalen gewoon vergeten. Maar ik denk natuurlijk aan veel extremere zaken. Het is vast een hoer geweest die haar afwerkplek op deze parkeerplaats heeft en die bij haar klant de auto instapte maar haar schoenen niet mocht aanhouden. Maar dit is Duitsland, dat is een keurig land toch? Zulke zaken gebeuren elders. Alhoewel overal gebeurt wel iets en het echte leven is, zo ondervind ik elke keer weer, veel gekker dan men kan bedenken.

Het eerste wat mijn dochter zegt, die altijd oog voor detail heeft: van wie zijn die schoenen? En wie laat ze nu zomaar staan?  Ik kan er geen antwoord op geven. Ook al schiet mijn fantasie alle kanten op. Vaker zie ik een verdwaalde schoen langs een weg liggen. Ik vraag me altijd af: wie verliest er nu zomaar een schoen? Dat gaat toch niet zomaar? Daar moet je toch wel heel veel moeite voor doen, lijkt mij. Ik zie het al voor mij: gevechten in de auto met het raam open, echtelijke ruzies waarbij met schoenen gooien gedreigd wordt. Plagerijtjes van puberende kinderen op de achterbank. Maar het blijft een raadsel.

En het is helemaal een raadsel hoe die keurig naast elkaar gezette hooggehakte schoenen voor de rand van de stoep, op een parkeerplaats langs de snelweg, komen.

 

 

Bergen

Bergen diepgroen en grijs

In de verte liggend

trekken schuivend als panelen

aan mijn gezichtsveld voorbij

 

Oud en wijs

klein en groot wisselend

voor elkaar kantelen

soms zij aan zij

 

De bergen in het landschap

rijdend op de weg

een toekomst, een belofte

houdend voor mij

 

Voel ik een verwantschap

die ik tot mij leg

een eeuwige gelofte

voor man en allerlei

 

Wees toch wijs

met aard en natuur

alle levens en wat ademhaalt

of behorend daarbij

 

Alles heeft een prijs

en wordt tot vuur

als uitgebuit en neergehaald

dan het is voorbij

 

De wolken

De wind waait de wolken,

uit het zicht hard en laag aan mijn neus voorbij

Donkere en lichte, bolle en flauwe

vormen die langs elkaar heen kolken,

verder weg en dichterbij

Met hier en daar een blauwe,

belofte voor wat meer geluk,

de zon erdoor schijnend

als de belichting van een vreemd theaterstuk

Wat brengt de toekomst mij?

Daar in de verte dan

Ik staar en voel me vrij

Alsof ik alles kan

Wintermiddagzon

Wintermiddagzon

Rood en blauw, geel

Verschijnt er aan de horizon

Verlangen naar veel

komt er in mij op

Naar weg en verder

Naar overzicht van de top

Naar lucht en zuiverder

Gevoel van warmte en geluk

Van echtheid en voorspoed

Van nutheid en de juiste afdruk

Van vrijheid en goede moed

In harmonie  met de omgeving

Maar toch het beste uit jezelf

In evenwicht is het juiste ding

Verlangen, passend bij mijzelf

Vergeten

Wat is dat toch?

Mijn herinnering is wazig

Ik kon er net wel bij

Dat dacht ik toch

Het hersenbeeld is wat glazig

Had ik het niet op een rij?

Alsof ik het zo grijpen kon

Hoe zat het dan?

Ik ben het vergeten

Ik wou dat ik gedachten won

Het was niet mijn plan

Ik zou het moeten weten

Waar was dat nou?

Ik vrees dat het belangrijk was

Dat het zou blijven hangen

Ik dacht dat ik het niet vergeten zou

Dat ik het altijd wel, kwam het van pas

Weer in mijn hersenpan zou vangen