Bergen diepgroen en grijs
In de verte liggend
trekken schuivend als panelen
aan mijn gezichtsveld voorbij
Oud en wijs
klein en groot wisselend
voor elkaar kantelen
soms zij aan zij
De bergen in het landschap
rijdend op de weg
een toekomst, een belofte
houdend voor mij
Voel ik een verwantschap
die ik tot mij leg
een eeuwige gelofte
voor man en allerlei
Wees toch wijs
met aard en natuur
alle levens en wat ademhaalt
of behorend daarbij
Alles heeft een prijs
en wordt tot vuur
als uitgebuit en neergehaald
dan het is voorbij