Grijze lauwte
Voel ik natte lucht
Een geur van populieren
Hoor ik ratelen
in een vleugje wind
De geur van herfst
dringt mijn neus binnen
een sprankje zon
geeft mij het genoegen
buitengevoel
Grijze lauwte
Voel ik natte lucht
Een geur van populieren
Hoor ik ratelen
in een vleugje wind
De geur van herfst
dringt mijn neus binnen
een sprankje zon
geeft mij het genoegen
buitengevoel
De onbenul denkt alles te weten
De ander de les te mogen lezen
Waarop kan hij zich eigenlijk bogen?
Waarom is hij niet meer ingetogen?
Smijt met vooroordelen alsof het feiten
Maar wil zich niet van schuld kwijten
Zo beschadigt hij zijn omgeving
En wordt er beter van in zijn beleving
Maar is dat wel zo?
Of moeten we het een zien als een show
van een minderwaardig haantje
die bang is voor zijn baantje?
En die tegen beter weten in zijn onvermogen
welbeschaafd te kunnen zijn, heeft omgebogen
tot het masker voor dat soort mannen
van kleine onvolwassen huistirannen
Je kunt maar beter ze voor je karretje spannen
Buiten onder het afdak
zit ik
De tuin verstild
Hoor ik
Donker en nog groen
zie ik
koud en vochtig van de regen
voel ik
warmte van mijn deken
Daar in de verte, het uitzicht
De bergen de lucht, waartoe ik mij richt
Ligt onze toekomst, in het verschiet
Dat is waar ik nu al van geniet
Ik zie de rand waarlangs wij ons gaan begeven
Het pad waarlangs wij gaan leven
Veel beloften herbergt het licht
Ik voel mij daarom vederlicht
Verheugen doe ik mij daarop
De weg ernaar toe, daar naar de top
Alles van dat later, te zijn
Te voelen, te beleven, fijn.
De zomerloomheid slaat alom toe
De warmte maakt mij zó moe
Ik doe mijn ogen weer toe
De grond voelt als een hete kei
onder mij en draai mij op mijn zij
maar de zon straalt genadeloos op mijn dij
De vochtigheid sluit alle hersenactiviteit toe
mijn geest voelt de armoe
Ik zoek verlichting, toe!
Elk zuchtje wind verwelkom ik blij
alsof ik openbloei als een voorjaarswei
De lucht mij op en maakt mij van zweten vrij
Even ben ik in de waan
Dat ik hier ver vandaan
door kil fris water waan
De loomheid valt van mij af
en lijkt het alsof ik mij daar begaf
daar waar de hitte heeft vrijaf
Het ongenoegen spuit hij over je uit, de hufter
Van al die onredelijke verwijten wordt je zelfs schuchter
Hij maakt je zwart als hij ongelijk lijkt te krijgen
Maakt je belachelijk wanneer hij in het moeras der onzin dreigt te zijgen
De aantijgingen zijn zo compleet idioot
dat je je reactie uit ongeloof verkloot
en laat zelfs de geest van de trap je in de steek
waarbij je intelligentie compleet verbleekt
Hij stookt iedereen op uit eigen onvermogen
en draait alles om, voor zijn gelijk, onvertogen
En niemand zegt er wat van…
en lacht heel gewoon mee dan
is het nu uit angst of zelfbehoud
er kan niet op hen worden gebouwd
Dat is pijnlijk duidelijk genoeg
Maar er was niemand die er om vroeg
en toch gaat de hufter gewoon door
Oneindig, want hij heeft nooit genoeg voor
de voldoening van zijn kleinzieligheid
Helaas, want hij raakt er zo niet door bevrijd