Plots komt het boven
als ik op pad ben in de streek.
De geur van weiland gras en groen
Herinnering van school
Een uitwisseling van een week.
Het onbekende
Een ander gezin en andere gewoontes
Geen geknuffel en gekus
Geen luxe en geen franjes
Aardappelen met jus.
Als stads kind was ik
geen boerenleven gewend
De lucht van koeien en zure melk
Op de voorzolder in een boeren bed
de geluiden uit de stal ’s nachts, ongekend.
Op de fiets naar school
De wind altijd tegen
Van weinig naar ergens
Weilanden uitgestrekt ver
Langs sloten en oneindige wegen.
Het leven leek eenvoudig en goed
maar ook bekend en zonder vragen
Van omgekeerde logees kwam het niet
Het werd te eng gevonden
die grote stad met fratsen te wagen.
Zo zou het altijd blijven dacht ik toen
Geen behoefte aan avontuur
of aan iets anders
dan de wijde vergezichten
de geur van gras en groen.
Nu verlang ik naar die uitzichten
Ver en oneindig groen
De eenvoud is niet gebleven
De wereld is anders
Dan toen