Beloften

 

We halen van alles in ons hoofd

Denk dat ons van alles is beloofd

Van aandacht en liefde

Dat er niets zou komen wat ons griefde

Van welvaart en rijkdom

Maar achteraf blijkt de som

Tegen te vallen toch

Al blijft  de hoop op dat alles nog

En dat is misschien zo slecht nog niet

Daardoor blijft het positief wat je ziet

Als men alle hoop laat varen

Zal de lucht nooit meer opklaren

En ligt alleen het sacherijn in het verschiet

 

Thuiskomen

 

Thuisgekomen hoor ik allerlei geluiden

en schepen op de achtergrond, die mijn avond inluiden

ze vormen samen een groot koor

tussen het ruisen van de bomen door

Hoor ik in de verte de schapen

Alsof het etenstijd is, volop blaten

Hoog en laag moeder en kind

Antwoorden elkaar tegen de wind

 

Na een dag van werken is daar buiten de rust

Voor mij het loslaten van alle gedachten een must

Om tot stilstand te komen

En vervolgens dag te dromen

naar verre landen of heel dichtbij

Daar op de dijk bij de schapen nabij

 

Familie en kinderen

 

We lijken op elkaar

Dat is niet raar

Uiterlijk en innerlijk

en niet altijd even beminnelijk

Maar ook een leuk iets

als zomaar  voorkeuren uit het niets

Die overdracht van eigenschappen

iets voor de wetenschappen?

Overdraagbaar of aangeleerd,

en genen door opvoeding gecamoufleerd?

Hebben we ons gewoonweg herhaald?

Keuzevrijheid of genetisch bepaald?

Gedrag dat gekopieerd wordt

en is het zelfbeschouwing waaraan het schort?

Verbazing over eigen kroost

We leven in hen voort, dat is ook een troost

 

De tuin is een feest

Na een diepe slaap heb ik mijn ogen halfopen

trek ik de gordijnen wijd open

kijk van bovenaf de tuin in

en krijg ik meteen zin

 

om de tuin in te springen

en de natuur in te dringen

van het balkon in het sappige gras

met blote voeten in de dras

 

Ik zie allerlei kleuren

de gehele tuin op fleuren

Voorzichtige zonnestralen schijnen op bloemen

geel en roze en der een toef in licht groenen

 

Het lijkt wel een feest

waarvoor de tuingeest

zich heeft versierd

en wordt ik zo de natuur in gezwierd

 

Wil ik met de vogels vliegen

En heerlijk op de wind wiegen

Ik voel me als een kind zo blij

En zo de tuin in, vrij!

 

Wind op mijn huid

 

Bloot na warmte afgekoeld

Zintuigen ultiem aangesproken

Wat gewoon is wordt uitzonderlijk

Ontspannen lig ik

 

Mijn uitzicht op de lucht

Bomen waaiend op de wind

Zon strijkt door het groen

op mij neer

 

De natuur zingt

Ik zucht van loomheid

De wind strijkt over mijn huid

aait over mijn benen als een tedere minnaar

Ik geniet

 

 

 

Voorjaar

Ik zie het gras wuiven in de wind

als een pas geknipt kapsel van een jongeman

De populieren ruizen

Akkers en grasland wisselen elkaar af

Ik hoor de kieviten roepen

Ganzen vliegen over

Ik ruik de meidoorn in bloei

Een vink kwettert in een boom

De weg ligt voor mij open

 Koud op de dijk

 

Eindeloze vlakten, vergezicht

Koude lucht, fris aan mijn wangen

Kristal helder licht

Dit uitzicht in mijn geest bevangen

 

Hemel blauwwit en loodgrijs

Geluiden gedempt en vingers bevroren

Dit wil ik vasthouden voordat ik afreis

Ik zie daar in het landschap oude sporen

 

Van mens en dier maar nu vervaagd

Dood hout ligt er aangespoeld

De tijd lijkt vertraagd

Statisch landschap, onderkoeld

 

Koud geworden uitzicht

Mooi en stil

In mijn geest brengt het licht

Dit is wat ik onthouden wil

 

 

Zeeland

 

De kale akker ligt voor mij

Zon en wind strijken afwisselend neer

Ik ruik ingekuild gras en zilte zeelucht

De kievit maakt een baltsvlucht

Er komt een tractor voorbij

 

Wuivende bomen staan aan het einde van de wei

Groen en grijs lichten ze afwisselend op

Ik ruik gras en mest en de meidoorn in vlagen

Het fluitenkruid bloeit uitbundig onder de hagen

Wolken waaien voorbij

 

Fietsend door het landschap verplaats ik mij

Genietend van de elementen op mij dalend neer

De wind door mijn haren en op mijn huid

De zonnewarmte voert mij vooruit

De dag vliegt voorbij

 

 

De rivier

 Grijs-groen is het water

Blauw-zwart de lucht, 

De wind steek op, wat later

waait door mijn haar, ik zucht

 

Ik adem diep, de lucht is koel en fris

De dijk verlaten, ik ben alleen

Er is veel dat ik mis

Wat zal ik doen, waar ga ik heen?

 

De natuur leidt mij af

Tijdelijk uitstel geeft het mij 

Voor een keuze die geen oplossing gaf

mee met het tij.

 

Mee met de stroom van het water,

Dat is het devies voor velen

Maar wat brengt het je later?

Kan ik mijzelf wel helen?

 

De natuur trekt mij aan

Mee met de stroom van het water

Trekt mij van mijn sores vandaan

Gaan mijn zorgen naar een moment later

 

Ganzen vliegen over en gakken luid

Nu de uiterwaarden in, meteen

Ik voel de koude lucht op mijn huid

De rivier lokt mij, ik kan er niet omheen