Tegenwind

Onder weg ben ik bezweken

Toen ben ik naar de duinenrij uitgeweken 

De wind was te hevig

Mijn benen te bevig

De wind altijd tegen 

De stilte verzwegen

Geen bomen beschutte mij

In geen velden of wegen

een beschutting gebleken

altijd wind, mooi voor het weer

Maar voor fietsen altijd benenzeer

Wellustig Weiland

Weiland vol wellustig groen gras

Laat ik me door je verleiden of geeft dat geen pas?

Ik wil zorgeloos in je verdwalen

Maar je mag het niet op mij verhalen

dat ik je harmonie verstoor

Van de keurig parallel wapperende halmen

En blijf ik toch maar talmen

laat ik mij gaan of toch maar niet

Want dat geeft zoveel verstoring in het verschiet

Dus sta ik starend aan de kant

met dat verrukkelijke uitzicht op het land

Ik ben aan het strand

Het weer valt altijd mee

beweert men aan zee

Dat kan wel zo zijn

Maar het voelt nú niet echt fijn

Ik ben aan het strand

ergens op Walcheren beland

Het ruisen van de zee

valt me alleszins mee

De wolken daarin tegen

voorspellen zware regen

Het zand ziet er wel aanlokkelijk uit

Maar ik zie geen enkele blote kuit

De zon laat zich maar af en toe zien

Dus  het wordt mooi weer misschien

De wind speelt met mijn haar

En het waait steeds harder zowaar

Ik tel nu een mens of tien

Maar ik kan niet zo verzien

Want de grijzigheid speelt mij parten

en doet mijn hart naar zonlicht smarten

Dus betwijfel ik of het waar wordt

Of zijn de buien gewoon kort

Zo aan de kust van zeeland

En is het altijd fijn aan het strand

Ik moet het nemen zoals het komt

En voel me door het eiland verwelkomt

Uit bed mijn lief!

Uit bed mijn lief, kom!

De dag is alweer bijna om

Sta op en ga wat doen!

Al is het maar om de poen

Het huishouden komt nooit af

Het voelt soms als een straf

Er moet zoveel gebeuren

Ik vertel het je uit den treuren

De was moet gedaan

De badkamer welaan

Het huis moet aan kant

De ramen gesopt, want

De schilder komt morgen

Dát scheelt al minder zorgen

Dus kom er uit!

Jij gaat ook niet vrijuit

We moeten samen aan de slag

Zodat aan het einde van de dag

Het to do lijstje eindelijk minder wordt

En er minder door mij zal worden gemord

De rivier als grens naar het beloofde land

Daar aan de overkant

ligt mijn veel beloofde land.

Mijn mooie vergezicht,

mijn belofte, mijn vederlicht.

Daar over de grens van het water

is mijn veelbelovende later.

Achter de riviergrens ligt het, aan de horizon.

Ik wou dat ik er zomaar bij kon.

Wind noch zon drijven mij duiding toe,

zij tonen mij nog niet het hoe.

Hoe ik er komen kan.

Bij het vervolg van mijn levensplan.

Met al dat water en die klei,

scheidt die grens mij.

Als mens in dat verraderlijke water

word ik weggezogen even later.

Dan zal ik de overkant nooit bereiken

en móét ik naar andere opties wijken.

Kon ik maar gewoon vliegend

en zachtjes op de wind wiegend

naar de overkant gaan.

En laat mij alsjeblieft in de waan

dat daar alles mooier is.

Of kon ik maar zwemmen als een vis.

Dan zwom ik naar die andere kant

en sprong ik op de oeverrand,

zo in mijn groener gras.

En wat was ik dan in mijn sas.

Maar voordat ik soms wat mis

en ik mij van mijn toekomst vergewis:

Wat nu als die andere kant van deze vliet,

daar het zelfde veelbelovende uitzicht biedt?

De rivier die scheidt

Het vele water stroomt steeds aan hem voorbij.

De overkant is waar hij van droomt met haar aan zijn zij.

Maar hij hoort hier en zij hoort daar…

Ze horen juist bij elkaar!

Die grens interesseert hem géén zier.

En zij denkt hetzelfde als hij hier!

Maar hun ouders willen niet.

Het is toch altijd het zelfde lied.

Ze zouden raar zijn daar.

Zoveel schelen ze toch niet van elkaar?

Ze roepen: je gaat niet naar de overkant!

Het wordt zelfs grimmig onderhand.

De grens is nu helemaal bereikt.

En iedereen heeft genoeg gezeikt.

Ik ga, denkt hij gewoon.

Dan ben ik maar geen goede zoon.

Ik stap vandaag nog in de huwelijksboot

en vaar naar de overkant van die verdomde sloot.