Mijn vader is dood

Ontspannen liggend in de foetus stand

Overleden in zijn diepe slaap

Ligt hij met open mond aan de bedrand

Zo gaat het gebeuren, dacht ik vaak

Zijn herinneringen flink in de war

Zijn liefdevolle benadering nog aanwezig

Zijn emoties nog ok en niet te star,

Begrijpen van het alles nog mee bezig,

tot voor kort

Je doet maar wat je wilt, zei hij een keer

Hij geloofde niets, mort was mort

Als ik er niet meer ben, weet ik toch niets meer

Ik wil geloven dat je ergens bent

Waakt over mijn kinderen, hun welzijn en geluk

Met je zorgzaamheid die men van je kent

Dat ze uitstijgen boven hun dagelijks genuk

De relativering van het leven

leerde je mij, maar zonder na te laten het geluk,

altijd na te streven

Geniet van de fijne dingen, al is het maar even

Je wilde nog van alles bereiken

Geen terughoudendheid, je hebt jezelf gegeven

Nog van alles begrijpen en bekijken

Ambitie te over, je was heel gedreven

Maar het beeld was vaak niet bereikbaar

Jouw frustratie evenredig meegestegen

Was jij eigenlijk nog niet klaar

En bleef bij jou de wil het ideaal na te streven,

tot voor kort.

Je hebt mij besmet daarmee

In mijn hele wezen

zit verankerd jouw idee

over het leven.

Een verboden vrucht

Drie was ik, toen ik onder tafel zat, het halfvolle bierflesje van mijn vader ongezien van de tafel pakte, en opdronk. Lekker bitter scheen ik het te vinden, zei hij later. Zes was ik, toen ik begon met experimenteren in de keuken met een pan met water en de kruiden van mijn vader.

Mijn vader, een echte Bourgondiër, genoot van lekker eten. Hij was na de oorlog als gastarbeider door Frankrijk getrokken en had daar bij de boeren waar hij werkte, rode wijn, pot-au-feu, en Bordelaisesaus geproefd. Hij probeerde de smaken uit Frankrijk terug te halen en kookte vaak in het weekend. Ik mocht nippen aan de wijn die aan tafel geschonken werd zodat ik smaken leerde kennen. Ik moest allerlei gerechten proeven en vond niet alles even lekker. Maar mijn vader en ik vonden elkaar in het proeven van verschillende smaken.

Mijn jeugdherinneringen zijn doorspekt met eten. Ik kreeg rijstepap en tomatensoep van hem als ik ziek was. “Wordt hier gestorven of genasst?” riep hij dan. Op weg naar school liep ik langs een haringkar, waarbij het water mij altijd in de mond liep, net als bij mijn vader. Soms gingen we daar met ons tweeën een haring eten.

Als mijn vader geld had kocht hij op zaterdag warme Gelderse worst bij de delicatessewinkel op de Rozengracht. Wanneer ik mee moest voor zijn werk naar Den Haag, omdat ik niet alleen thuis mocht blijven, gingen we meestal lunchen met broodjes kippenlever vlakbij het Lange Voorhout. In Amsterdam liepen we vaak naar het Spui, voor een broodje warm vlees bij Broodje van Kootje.

Later ben ik voor hem gaan koken en at hij regelmatig bij mij. In het begin bemoeide hij zich ermee. Later ging hij alvast aan tafel zitten en riep: “Heb je al wat lekkers? “

Mijn vader ging op een gegeven moment dementeren en toen veranderde ook zijn smaak. Het viel me op dat hij Hollandse pot wilde eten wat hij nooit lekker vond. En dat hij steeds vaker eten in blik kocht omdat hij niet meer wist hoe hij iets moest klaarmaken. Zijn eten werd geleidelijk aan infantieler.

Door de hersenbloedingen die hij heeft gehad is zijn smaak nog verder veranderd en kan hij ook niet meer genieten van de haring die ik meebreng. Hij is nu al een tijdje echt dement. Maar nog steeds betekent eten veel voor hem. Het is zijn enige reden om uit bed te komen. Hij houdt nu erg van zoet, dat stelt hem gerust denk ik. Hij was altijd dol op melkproducten, maar helaas kunnen zijn darmen daar niet meer tegen vanwege lactose-intolerantie. Van slagroom heeft hij verschrikkelijke last. De verplegers zijn dol op hem. Hij geeft ze handkusjes als hij blij is en als hij eten krijgt. Soms vinden ze hem zo sneu dat ze hem stiekem een slagroomsoesje geven, als een verboden vrucht, die hij dan met veel smaak opeet. De verplegers moeten er daarna wel een hoge tol voor betalen en zijn luier onmiddellijk verschonen.

Mijn vader

Genietend van Mozart

voor het raam van zijn kamer

zit in een rolstoel mijn vader

In zijn hoofd flink verward

en de tijd die ook zijn begrip sart

Maar met genegenheid in zijn benadering

is voor mij een verademing

Liefdevol verrast als ik daar weer blijk te zijn

een moment van wegzakken zo klein

Wat kan ik nog doen aan jouw geluk?

Zo weinig kan veel betekenen en ook soms eindigen in genuk

Liefdevol afscheid dat is wat ons rest